Onopzettelijke doding

Dodelijk ongeval 

Wanneer een bestuurder onopzettelijk een verkeersongeval met dodelijke gevolgen veroorzaakt, dan kan deze bestuurder worden vervolgd op grond van onopzettelijke doding (art. 418-419 Strafwetboek).

De onopzettelijke doding wordt veroorzaakt door een gebrek aan voorzichtigheid of voorzorg. De rechtspraak interpreteert een gebrek aan voorzichtigheid of voorzorg echter zeer ruim. Er wordt algemeen aangenomen dat de minste verkeersovertreding voldoende is om te kunnen spreken over onopzettelijke doding.
De wet vereist niet dat de bestuurder zelf betrokken is bij het dodelijk verkeersongeval. Het is namelijk voldoende dat het dodelijk verkeersongeval door zijn fout werd veroorzaakt. Bijvoorbeeld bestuurder A voert onaangekondigd een manoeuvre uit waardoor bestuurder B moet uitwijken en daarbij een fietser doodt; bestuurder A zal aansprakelijk zijn op basis van art. 418-419 Strafwetboek.

Bestraffing 
Art. 419 Strafwetboek luidt:
“Hij die onopzettelijk iemands dood veroorzaakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van drie maanden tot twee jaar en met geldboete van 50 euro tot 1.000 euro.
Wanneer de doding het gevolg is van een verkeersongeval dan bedraagt de gevangenisstraf drie maanden tot vijf jaar en de geldboete 50 euro tot 2.000 euro.”
De veroorzaker van een dodelijk verkeersongeval riskeert dus een gevangenisstraf van 3 maanden tot 5 jaar en een geldboete tussen 50 en 2.000 euro. De geldboete moet worden verhoogd met de opdeciemen.
Daarnaast kan de rechter een verval van het recht tot sturen opleggen (van ten minste 8 dagen).

De rechter kan rekening houden met verzachtende omstandigheden.

Combinatie met andere misdrijven 
Vaak wordt de bestuurder die een dodelijk verkeersongeval heeft veroorzaakt niet alleen vervolgd op grond van art. 418-419 Sw., maar ook voor andere verkeersovertredingen. Bij een combinatie met een aantal specifieke verkeersmisdrijven, wordt een strafverzwaring voorzien.

Wanneer er sprake is van een dodelijk verkeersongeval in combinatie met een overtreding van de vierde graad, een snelheidsovertreding, een zware alcoholintoxicatie, dronkenschap achter het stuur of sturen onder invloed van stoffen die de rijvaardigheid beïnvloeden (drugs), dan is de rechter verplicht om een een verval van het recht tot sturen van ten minste 3 maanden uit te spreken en het herstel van dit verval afhankelijk te maken van het slagen voor de 4 examens en onderzoeken (art. 38, §2 Wegverkeerswet).

Indien de veroorzaker van een dodelijk verkeersongeval in het verleden werd veroordeeld wegens een zware alcoholintoxicatie, dronkenschap achter het stuur of rijden onder invloed van stoffen die de rijvaardigheid beïnvloeden en nu opnieuw wordt veroordeeld wegens een zware alcoholintoxicatie, dronkenschap achter het stuur of rijden onder invloed van stoffen die de rijvaardigheid beïnvloeden bij een dodelijk ongeval, dan bedraagt het verplichte verval minstens 1 jaar en wordt het herstel van het verval opnieuw afhankelijk gemaakt van de 4 examens en onderzoeken (art. 38, §2 Wegverkeerswet).