Rijden zonder rijbewijs

Rijden zonder rijbewijs 
De Belgische wetgever hecht veel belang aan veiligheid in het verkeer. Elke bestuurder moet voldoende geschoold en geschikt zijn om zich in het verkeer te begeven. Deze scholing en geschiktheid kan worden bewezen aan de hand van een geldig rijbewijs. Er zijn dan ook strenge straffen van toepassing voor personen die een voertuig besturen zonder houder te zijn van het correcte rijbewijs.
Daarnaast bestaan er in de Wegverkeerswet ook nog sancties voor andere situaties waarin iemand zich op de weg begeeft zonder rijbewijs, zoals het rijden zonder het rijbewijs bij zich te hebben, rijden terwijl het rijbewijs onmiddellijk werd ingetrokken en rijden spijts verval van het recht tot sturen.

Bestraffing van rijden zonder rijbewijs 
Art. 30, §1, 1° van de Wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer (oftewel: Wegverkeerswet) luidt:
“§ 1. Met gevangenisstraf van acht dagen tot twee jaar en met geldboete van 200 euro tot 2000 euro of met één van deze straffen alleen, wordt gestraft hij die:
1° een motorvoertuig bestuurt zonder houder te zijn van het rijbewijs vereist voor het besturen van dit voertuig, of van het als zodanig geldend bewijs;
[…]”

De wetgever voorziet dus een gevangenisstraf van 8 dagen tot 2 jaar en een geldboete van 200 tot 2.000 euro (te verhogen met de opdeciemen) wanneer iemand zonder geldig rijbewijs een bepaald type voertuig bestuurt.

De rechter kan daarnaast ook een verval van het recht tot sturen opleggen van minstens 8 dagen tot hoogstens 5 jaar (art. 38, §1, 5° Wegverkeerswet).
Ingeval van herhaling binnen de 3 jaar na een eerdere veroordeling, worden de straffen verdubbeld (art. 30, §4 Wegverkeerswet). In dat geval wordt dus een gevangenisstraf opgelegd van 16 dagen tot 4 jaar en een geldboete van 400 tot 4.000 euro. De opgelegde geldboete wordt vermeerderd met de opdeciemen.

Het toevertrouwen van een voertuig aan een persoon zonder rijbewijs 
Het strenge optreden van de Belgische wetgever is ook merkbaar aan de bestraffing van personen die wetens hun voertuig toevertrouwen aan een persoon zonder geldig rijbewijs (art. 32 Wegverkeerswet):
Met geldboete van 100 euro tot 1000 euro wordt gestraft hij die wetens een motorvoertuig toevertrouwt aan een persoon, die niet voorzien is van het rijbewijs of het als zodanig geldend bewijs vereist voor het besturen van dit voertuig.”
Het bewust toevertrouwen van een voertuig aan een persoon zonder geldig rijbewijs, wordt dus bestraft met een geldboete van 100 tot 1.000 euro. De opgelegde geldboete wordt vermeerderd met de opdeciemen.

Wat als ik mijn rijbewijs thuis ben vergeten? 
Het besturen van een voertuig zonder houder te zijn van een geldig rijbewijs, moet worden onderscheiden van de situatie waarin een bestuurder zijn rijbewijs gewoon vergeten is.
Personen die hun rijbewijs niet bij hebben tijdens het rijden, worden volgens art. 31 Wegverkeerswet gestraft met een geldboete van 10 tot 500 euro. De opgelegde geldboete wordt vermeerderd met de opdeciemen.
De rechter heeft de mogelijkheid om verzachtende omstandigheden aan te nemen. Indien dat gebeurt, dan kan de geldboete worden beperkt naar minstens 1 euro.

Ook hier worden de straffen verdubbeld indien er sprake is van herhaling binnen 3 jaar na een eerdere veroordeling.
Dezelfde straf wordt voorzien voor personen die weigeren hun rijbewijs te tonen indien zij daarom worden verzocht (art. 31 Wegverkeerswet).

Rijden nadat het rijbewijs onmiddellijk werd ingetrokken
Bij bepaalde ernstige inbreuken op de verkeersregels, kan het rijbewijs onmiddellijk worden ingetrokken. Om te voorkomen dat bestuurders zich in dit geval toch op de weg begeven, voorziet de wetgever in volgende sanctie (art. 30, §3 Wegverkeerswet):
Met gevangenisstraf van drie maanden tot twee jaar en met geldboete van 200 euro tot 2 000 euro of met een van die straffen alleen, en met het verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig voor een duur van ten minste drie maanden en ten hoogste vijf jaar of levenslang, wordt gestraft hij die een motorvoertuig bestuurt of een bestuurder begeleidt met het oog op scholing terwijl zijn rijbewijs of het als zodanig geldende bewijs dat vereist is voor het besturen van dat voertuig of voor het begeleiden met het oog op scholing met toepassing van artikel 55 onmiddellijk is ingetrokken of terwijl de onmiddellijke intrekking met toepassing van artikel 55bis is verlengd.”

Wie gedurende deze termijn dus toch een voertuig bestuurt of een persoon begeleidt met het oog op scholing, riskeert een gevangenisstraf van 3 maanden tot 2 jaar en/of een geldboete van 200 tot 2.000 euro (art. 30, §3 Wegverkeerswet). De opgelegde geldboete wordt vermeerderd met de opdeciemen.
Daarnaast legt de rechter ook een verval van het recht tot sturen op van minstens 3 maanden tot hoogstens 5 jaar.
Ingeval van herhaling binnen de drie jaar na een eerdere veroordeling, worden de gevangenisstraffen en geldboeten verdubbeld (art. 30, §4 Wegverkeerswet).

Rijden spijts verval van het recht tot sturen 
Het spreekt voor zich dat, wanneer een bestuurder wordt veroordeeld tot een verval van het recht tot sturen, hij zijn rijbewijs moet inleveren en dus gedurende deze periode niet mag rijden.
Art. 48 Wegverkeerswet bevat volgende sanctie indien er toch wordt gereden spijts het verval:
Met gevangenisstraf van vijftien dagen tot twee jaar en met geldboete van 500 euro tot 2 000 euro of met een van die straffen alleen en met het verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig voor een duur van ten minste drie maanden en ten hoogste vijf jaar of levenslang, wordt gestraft, hij die: 
1° een voertuig of een luchtschip bestuurt, een rijdier geleidt of een bestuurder begeleidt met het oog op de scholing, spijts het tegen hem uitgesproken verval; 
2° een motorvoertuig bestuurt van de categorie bedoeld in de beslissing van vervallenverklaring of een bestuurder begeleidt met het oog op de scholing, zonder het voorgeschreven onderzoek met goed gevolg te hebben ondergaan. 
[…]”
Wie het verval van het recht tot sturen negeert, wordt dus veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 dagen tot 2 jaar en/of een geldboete van 500 tot 2.000 euro. De opgelegde geldboete wordt vermeerderd met de opdeciemen.
Daarnaast legt de rechter ook een nieuw verval van het recht tot sturen op van minstens 3 maanden en hoogstens 5 jaar.
Bij herhaling worden de voorziene gevangenisstraffen en geldboeten verdubbeld (art. 48, tweede lid Wegverkeersrecht).

Bovendien bepaalt de wet dat, wie binnen de 5 dagen na het verzoek van het parket, nalaat zijn rijbewijs in te leveren, ook wordt bestraft met een geldboete van 200 tot 2.000 euro, te vermeerderen met de opdeciemen (art. 49/1 Wegverkeerswet).
De rechter kan in dit geval evenwel rekening houden met verzachtende omstandigheden en de geldboete beperken tot minimaal 1 euro. De geldboete wordt verdubbeld bij herhaling.

Ook het toevertrouwen van een voertuig aan een persoon die van het recht tot sturen vervallen is verklaard, is strafbaar met een geldboete van 100 tot 1.000 (art. 49 Wegverkeerswet). De opgelegde geldboete wordt vermeerderd met de opdeciemen.